Als je veertig bent, valt het nog wel mee. Maar eenmaal de vijftig gepasseerd, dan begint de afscheidstournee. Zo lijkt het wel, als ik naar mijn eigen leven kijk. Mijn ouders waren beiden al overleden, maar ineens gingen er mensen die niet eens zoveel ouder als ik waren, of zelfs jonger nog. En daar kwam het woord corona niet eens aan te pas. Collega’s uit de journalistiek, uit de reiswereld, vrienden in Nederland of hier in Transsylvanië, dierbaren uit de IJslanderwereld.
Het hoeven niet per sé tweebeners te zijn. Afgelopen week namen we hier afscheid van Diljá frá Oddhóli, een bekende fokmerrie van Maaike Burggrafer, die haar laatste jaren hier genoeglijk doorbracht als pensionado op de wei met mijn oude merrie Grimsey frá Músarrindill. Diljá stierf aan een acute maag-darmontsteking als gevolg van een ingeslikte stekel. Vier dagen lang kwam de veearts om met ons te proberen de ontsteking te bedwingen. Op zich was de prognose niet echt slecht. Maar het is niet gelukt. Tegelijkertijd dokterden we met flessenlam Bebe die een darmontsteking had opgelopen door de coccidiose-bacterie. Ook hier was de prognose niet slecht. Nummer drie in de ziekenboeg was onze herdershond Tika. Bijna veertien jaar oud lag ze in diezelfde periode op sterven, dagenlang praktisch buiten westen. En waar je de hele tijd de dood van links verwacht, kwam hij uiteindelijk van rechts. Ons paard en ons lam stierven, onze oude hond stond na drie dagen op en ging water drinken, na zeven dagen begon ze weer met eten.
Ik vind afscheid nemen één van de moeilijkste dingen in het leven. Dierbare mensen, dieren, zelfs geliefde plaatsen voor altijd achterlaten is voor mij een niet geringe opgave. Bij ons geniet ook Gammur frá Gerðum van zijn verdiende pensioen. Hij is nu 29 jaar oud en nog steeds dol op zijn natje en droogje, maar vlees krijgen we er niet meer op, tandencontroles en uitstekend voer en aanvullende brok ten spijt. Ook zijn aanwezigheid is eindig. En dan mijn eerste IJslanderliefde, de genoemde Grimsey frá Músarrindill. Gefokt door Jur Evenhuis en Heleen Deodatus, Heleen die ook zo veel te vroeg van ons weg is gegaan. Grims is met me meegereisd van Hoogezand-Sappemeer via Geesbrug naar Transsylvanië. Nu ook 29, in goede conditie, maar met pensioen omdat ze niet veel meer ziet. We zijn hier samen grijs geworden.
En om een variant van een Gronings gezegde aan te houden: ook zij heeft de meeste grassprieten wel op. Ik heb de afgelopen jaren veel tranen vergoten bij afscheid nemen, in heel verschillende situaties.
Mijn echtgenoot Ad benadrukt dan altijd dat we vooral moeten kijken naar de vele mooie herinneringen die we hebben verzameld met de mensen en met de dieren om ons heen. Deze herinneringen levend te houden, te blijven delen met anderen, in vreugde omzien met elkaar, is onze heilige opdracht. En zo is het, hoe moeilijk soms ook. Ik denk dat ik daarom zo geraakt was door een uitspraak die ik Jan Sander Haas hoorde doen toen ik hem dit voorjaar condoleerde met het overlijden van zijn vader Gerrit. De Gerrit Haas van de besmanninckhoeve te Ommen. Waar vader en zoon en de IJslander altijd nauw verweven zijn gebleven, was er nu ergens een draadje definitief doorgeknipt. ‘Nu kan ik hem nooit meer vragen hoe iets moet als ik het even niet weet.’ Herinneringen aan Gerrit ophalend kwamen we van de ene mooie anekdote in de andere terecht en toen was het idee geboren: een terugblik op twintig jaar Besmanninckhoeve te Ommen. Daarmee een terugblik op het leven van Jan Sander en op de vele, vele prachtige herinneringen die honderden en honderden inmiddels volwassen kinderen hebben aan de ritten door de bossen bij Ommen, over de Lemelerberg, bij het Friese Langedijke.
Zaterdag 1 augustus staat het verhaal in de weekendbijlage van het Dagblad van het Noorden, twee pagina’s groot en met kleurenfoto’s, deels uit het archief. Ik zeg: lezen. Niet omdat ik het geschreven heb. Maar omdat we, ook al laten we veel fysiek achter in dit leven, alles wat ons lief is in ons hart meenemen. ‘Onze herinneringen zijn het enige paradijs waar we niet uit verdreven kunnen worden’, las ik ooit ergens. En zo is het precies.
Door Janneke Vos
