Het is pas vier uur in de ochtend als ik wakker word en denk: het is genoeg geweest. Het idee om een paar uur in de koelte te kunnen werken lokt mij zodanig dat ik om half vijf al frisgewassen buiten aan de koffie zit. Het is donker, maar het ochtendlicht gloort aan de kim. Onze vijf honden kijken me vanonder half gesloten oogleden aan. Die is gek, hoor ik ze denken.
Inderdaad, bijna gek. Door hitte bevangen. De heetste dagen in het hart van Transsylvanië kunnen me op dit moment gestolen worden. Zomer in een landklimaat is lekker als je aan de rand van het zwembad ligt met een cocktail plus parasolletje. Maar niet als je moet ploeteren met hooi, jerrycans met water, kruiwagens mest en aanhangers. En net als de aanhoudende warmte is ook dit geploeter nog niet voorbij: vrouw van boer is home alone en dat zeker drie weken.
Er staat om meerdere redenen zweet in mijn handen. De hitte –vandaag weer 36 graden- is al heftig, veel meer maken we ons hier zorgen om de droogte. De winters in Roemenië zijn niet meer wat ze geweest zijn. Veel minder sneeuw betekent veel minder water dat in het voorjaar de grond in gaat. We hadden een natte en een koude start van de meimaand, daarna werd het warm en knalde het gras de grond uit. Een belofte. We hooiden voor de eerste keer en dus staat er nu al een grote partij grote ronde balen in de stal. Wat is dat altijd fijn om te zien! Op naar de ‘otavă’, zoals ze hier de tweede snee noemen. Kom maar door.
Maar toen werd het droog. En warm. En heter. Zodat we twee wisselweiden, die in mei en juni zijn begraasd, niet meer zien herstellen. Het gras vergeelt. ‘Het verbrandt op het land’, zeggen de mensen en ik zie het. Er kwam de afgelopen weken nog een enkele onweersbui voorbij -waarna het de volgende ochtend zo verrukkelijk koel was- maar ook die zijn geschiedenis. Voor begin juli wordt nu regen voorspeld en ik doe schietgebedjes dat het mag gebeuren.
Is het niet altijd warm geweest in de zomer in Roemenië? Maar natuurlijk. Onze buurman en kameraad Ionel, God hebbe zijn ziel, zei echter jaren geleden al: ‘De zon is veranderd. Vroeger was het warm, heel warm, als we in de zomer gingen werken op het land. Maar nu verbrand je levend.’ Climate-change uit de eerste hand. Daar komt bij dat (wat je je in waterrijk en ontwikkeld Nederland amper voor kunt stellen) hele regio’s van Roemenië het moeten doen zonder waterleiding. Zo ook wij hier. Voor water hebben we putten in de tuin, of collectieve putten in het dorp. Maar onder meer door de droogte…je raadt het al.
Het grootste deel van onze kudde loopt in het dal waar een watertje doorheen stroomt. Dat watertje werd de afgelopen jaren ook al wat dunner en soms was het water zelfs op. De ‘baltă’, de bron, het bassin waar de paarden dan kwamen drinken, werd dan bijgevuld door de brandweer. We zouden geen Nederlanders zijn als we niet naar een echte oplossing zouden zoeken. Dat is ook datgene waar ons volkje in Roemenië en de rest van de wereld om bekend staat: de mensen die de baas zijn over het water. Nederlandse waterschappen hebben verschillende projecten gedaan in dit deel van Europa en hun expertise is befaamd. Wij zijn natuurlijk geen deskundigen, maar logisch nadenken doet ook een hoop.
We hadden de baltă al een keer laten uitgraven, maar vorig jaar zijn er heuse Hollandse waterwerken door Ad en de werklieden uitgevoerd. De baltă is nog verder uitgegraven en er is een dijk opgetrokken om het water vast te houden. Er ontstond de maanden erna een fantastische waterplas met een immense kikkerpopulatie, nog los van alle andere fauna die in en rond het water leeft. We vinden het heerlijk om ’s avonds met de honden een wandelingetje naar ‘onze dijk’ te maken en trots te kijken naar hoe we ook hier als echte Hollanders het water hebben weten te beheersen. ‘Nu moeten we kijken hoe het zich in de zomer houdt’, zei Ad vorige maand. Onze Roemeense vrienden waren er helder in: ook dit water zal verdwijnen, verdwijnen in de grond. In weerwil van vele anderen hadden zij niet zoveel fiducie in de Hollandse waterwerken.
Het is de tweede reden dat ik met zweet in mijn handen sta. Ik zie elke dag dat het water zich terugtrekt. De grond vertoont steeds diepere scheuren. Dat komt natuurlijk ook omdat het zware klei is. Maar het geeft me een Sahel-gevoel.
De klok wijst zeven uur aan als ik klaar ben met al mijn werk. De zon is alweer warm. Ik zie de paarden grazen, dik en rond, de veulens zijn onderweg. Voor deze zeven merries is er ruim voldoende gras in het dal. Maar de vier schapen thuis voer ik al hooi. Vier schaapjes! Hooi voeren in juni! Omdat er niets meer groeit. Ik kijk omhoog naar een nieuwe dag met een helder blauwe en vooral wolkeloze lucht. Voor overmorgen voorspellen ze onweersbuien met neerslag. Vijftig procent kans.
Ik ga een kaarsje branden.