Blog

Vandaag zou ze jarig geweest zijn. Gisteren kreeg ik het bericht dat ook haar paard er niet meer is. ‘Toate trece’, zou mijn buurman gezegd hebben. Ware het niet dat ook hij in 2018 het tijdelijke voor het eeuwige verruild heeft. ‘Alles gaat voorbij’. Mijn vriendin Ineke, met wie ik in 1996 een geweldige ruitervakantie op IJsland beleefde. De start van alles. Daarna besloten we allebei een IJslander te kopen. Ik mijn eerste muisgrijze merrie Grimsey, zij haar schimmelmerrie Tindra. Dat ik een paard kon houden, maakte ook zij mogelijk. Op de boerderij in Tripscompagnie was immers plek zat. 

Die boerderij is nu vooral leeg. Mijn dierbaren zijn veel te jong heengegaan, de paarden zijn verhuisd. Tindra is nu ook niet meer, berichtte een gezamenlijke vriendin mij gisteren. Ik kijk op slag met andere ogen naar mijn gepensioneerde Grims. ‘Nu zijn alleen wij twee nog over’, vertel ik haar enigszins ontdaan. De helft van het stoere IJslanderpact in de Veenkoloniën. Pioniers in de tweede helft van de jaren negentig. In de vorige eeuw. Jemig. Wat klinkt dat oud. Maar het klopt wel. Grims is grijs en dertig jaar oud, ik ben grijs en over drie jaar zestig. Waar is de tijd gebleven?

Die tijd is gebleven in mijn kleinzoon. Ik herinner mij de dag dat hij geboren werd, dat kleine hummeltje dat we in bad deden in de wasbak van het aanrecht in onze Drentse keuken. Daar paste hij met gemak in. Hij sliep tijdens oppasavonden tussen ons in en we keken vertederd naar die kleine vingertjes en teentjes. Soms was ik bang dat hij in de knel zou komen, zo klein was dat mannetje. Nu zijn de rollen omgedraaid. Hij is achttien, twee meter lang, sterk en slim. Als we met zijn drieën op de bank zitten, zitten wij klem. 

Hij is opnieuw een paar weken bij ons in Roemenië en vindt niets mooier dan werken met tractors, aanhangers en verreikers en dat alles bevindt zich op of rond ons erf. Hij heeft een trekker-rijbewijs en bestuurt met het grootste gemak de moderne mastodonten die de kleine Oost-Europese trekkertjes van de weg hebben verdreven. Zo’n blokkendoos waar zijn oma nog op rijden kon. Zijn opa reed al op de grotere tractoren. Maar eigenlijk kan opa dat niet zo goed, vindt onze kleinzoon. Het feit dat opa met de verreiker al in de sloot heeft gezeten is daar een bewijs van, zegt hij. ‘Maar opa is een beetje eigenwijs, oma’, zegt hij dan op vertrouwelijke toon tegen mij. Vertel mij wat, denk ik dan.

Grote kleinzoon vindt het heerlijk bij ons. Hij helpt mee met de dagelijkse zorg voor onze IJslandse paarden. Maar erop zitten is aan hem niet besteed. Ooit hebben we hem op onze Piltur gezet en aan de longe laten kennismaken met het zitten op een paard, het voelen van de tölt. Ik denk dat hij het vooral deed omdat wij het zo graag wilden. Hij verdroeg het allemaal geduldig. Maar de enige paardenkrachten die hem werkelijk boeien zijn die van het materieel op de boerderij. En racewagens op het internet. Het moet vooral een boel lawaai maken en de vonken in het rond laten gloeien, zodat je de geur van geschroeid rubber denkt te ruiken. Daarmee vergeleken zijn onze activiteiten met de paarden maar suf, eerlijk is eerlijk.

Daarom is het des te lief dat hij deze dagen samen met Ad werkt aan een mooie schuilstal in de winterwei van Grimsey. Mijn ruim dertig jaar oude muis deelt straks haar pensionado-wei samen met Piltur, haar beste vriend. De winter over mogen ze op de wei blijven, maar voor de oude dame komt er nu wel een schuilstal tegen sneeuw en wind. Kleinzoon en opa trotseren mottig herfstweer, kou en zelfs regen om te zorgen dat de stal voor de winter afkomt. Beiden geven geen krimp. Oma bakt eieren, maakt soep, serveert boterhammen met thee, melk en appelsap en juicht de vorderingen in de bouw toe. Al wist deze oma dit voorjaar niet of Grims nog een nieuwe winter mee zou maken, ik ben blij dat ze er nog is. Want ik weet het: alles gaat voorbij. Ook zij.

Ik denk aan Ineke en Tindra, onze vliegende tölt over het asfalt van de Tripscompagniesterweg, mensen die vertelden dat ze ons op grote afstand aan konden horen komen, de ijzers kletterend over de weg, soms zelfs vonken in het halfduister. Ik begrijp dat dat niet half zo spannend is als de filmpjes met afgeragde Toyota Supra’s ( ‘kijk oma, 300 kilometer per uur in een paar seconden!’) en dat haalden wij inderdaad niet, nee. Maar wat een geweldige mooie herinneringen. Zo aan het eind van het jaar, richting de decembermaand, zou je er wat weemoedig van worden. Maar tegelijkertijd realiseer je je ook dat jij nog zestig moet worden. Zo oud is dat toch niet?

Kleinzoon vindt mijn favoriete detectives maar saai. Hij is op zijn computergames zo onvoorstelbaar behendig dat ik begrijp dat hij moet lachen als ik appjes schrijf met één vinger. Maar het dieptepunt moet nog komen. Als ik hem vertel over mijn favoriete muziek, destijds punk, reggae, hip hop. Hij heeft geen idee. Hardcore is het sleutelwoord. Bij voorkeur Thunderdome. Nou, zeg ik, oma kon er ook wel wat van, hoor. Ik probeer Motörhead. Does not ring a bell. AC/DC? Niets. Ik raak vertwijfeld. Deze moet toch lukken: ‘Abba.’

Stilte. 

Wie zijn dat, oma?’

Alles gaat voorbij. 

Ik ben niet een beetje oud, ik ben STOKOUD. 

20211117 122734

Waar ben je
naar opzoek?