Door IJslanders Van de Noorderzon
Gola werd in 1989 geboren op de bekende boerderij Skarð in Zuid IJsland. Haar vader was de illustere Ófeigur frá Flugumýri, toch wel zo’n beetje the Godfather van de moderne ijslanderfokkerij, ontstaan uit een kruising van volle broer en zus, waardoor bepaalde eigenschappen sterk verankerd zijn zowel qua looks (wildkleur, veel oprichting, weinig manen, compacte atletische bouw met een forse hals en dito achterhand), karakter (meestal zacht in de omgang, maar tegelijkertijd staalharde doordouwers die je niet tegen je wil krijgen), als temperament (veel). You hate him or you love him. I love him.
Ófeigur had Skarð als zuidelijke thuisbasis en heeft daar vele, vele merries gedekt. Glæta frá Skarði, Gola’s moeder, was daar een van. Als je haar opzoekt op worldfengur lijkt het nieteens een hele bijzondere merrie, maar als je doorklikt op haar nakomelingen komen er toch behoorlijk wat toppers tevoorschijn die zowel in de fokkerij als in de sport hoge ogen hebben gegooid.Maargoed, Gola dus. In 1995 werd zij geexporteerd naar Nederland via Heiðar Hafdal. Ze was aangekocht door Peter Cees Hanekamp, een ambitieuze jonge fokker uit de omgeving van Steenwijk. In datzelfde jaar importeerde hij ook de hengst Eyfirðingur frá Akureyri (een vergelijkbaar hate him or love him exemplaar, die ik ook lovede, maar daarover een andere keer wellicht meer). In datzelfde jaar werd Gola voor de eerste, en ook zeker niet de laatste keer gedekt door Eyfirðingur. In 1996 werd uit deze combinatie de merrie Glæsa van Woldlake geboren, die vier jaar later naar Punktur IJslandse Paarden in de Punt werd gebracht om ingereden te worden. En toen verscheen ik ook in het verhaal.
Al enkele jaren was ik bij Punktur aan het werk als paardentrainer, en jong als ik was, had ik toch al heel wat paarden voorbij zien komen, en zeker niet de makkelijkste. Toen Glæsa (en haar halfzus Perla, maar dat is weer een ander verhaal) arriveerden, ging er toch wel een nieuwe wereld voor me open. Wat een merries waren dit! Groot, wakker, sterk, dapper, veel oprichting, al op vierjarige leeftijd dik in de spieren en een onvermoeibaar temperament, ik hoefde er bij wijze van spreken alleen maar een zadeltje op te leggen, en het was gáán. Later volgden er meerdere Woldlake paarden, en ik was helemaal verkocht, dit was ‘mijn type paard’.Lang hoefde ik dan ook niet te twijfelen toen ik eind 2001 van Peter Cees hoorde dat hij wilde minderen met de fokkerij, en de vraag kreeg of ik Gola wilde kopen, die op dat moment dragend was van haar zevende veulen (op rij!) van Eyfirðingur. Op de terugweg van Peter Cees zat ik met Saar in de auto, helemaal euforisch dat ik deze geweldige merrie mocht kopen, de radio stond aan en de wereld stond even stil toen we hoorden dat er twee vliegtuigen de twin towers in waren gevlogen. 9/11 was voor mij in meerdere opzichten een dag om nooit te vergeten…
Die winter trainde ik paarden in Ommen en huurde daar een weiland in het bos, waar ook de foto van Gola is genomen die bij dit verhaaltje hoort. Gola was nooit echt ingereden maar volgens Peter Cees ‘kon je er zo opstappen’. Nou was dat ook wel zo, en deed ik dat ook af en toe, maar aan het ‘rijden’ waren vanuit haar kant wel wat voorwaarden verbonden. Een van die voorwaarden was dat je recht moest zitten. En niet een beetje recht. Maar Helemaal recht. Als je bijvoorbeeld je linker zitbotje per ongeluk een paar millimeter verplaatste, schoot ze af als een kanonskogel. Er was werkelijk geen houden aan. Je kon dan ook alleen maar rechtdoor met haar rijden. Dus opstappen, meteen weg (in tölt, stappen was er niet bij) met gezwinde spoed, en oh de oprichting, de kracht, de takt! Met haar drachtige pens was het kwartje dan wel weer snel leeg dus na een kwartiertje een schietgebedje en god zegene de greep omdraaien, en in dezelfde vaart terug naar huis. In 2002 werkte ik bij Gert en Brigitte van stoeterij Kandia, de thuisbasis van Eyfirðingur (ook hier ligt zoveel stof voor verdere verhalen realiseer ik mij nu) en aldaar beviel Gola van mijn eerste zelfgefokte veulen, Bjartur van de Noorderzon. Het leek vanzelfsprekend om Gola gewoon weer te laten dekken door Evert dat jaar, en aldus geschiedde. Vanaf Lobith ging Gola met mij mee naar mijn eerste ‘eigen’ trainingslocatie in Aalten.
Als importer had ze (flink) last van eczeem en er waren daar enorm veel knutten, dus ik smeerde wat af en uiteraard stond ze ook altijd onder deken, maar het was (en is, realiseer ik mij nu) altijd mijn grote uitdaging en trots om eczeempaarden zo prettig en jeukvrij mogelijk door het leven te laten gaan en dat lukte mij bij mijn geliefde Gola gelukkig goed. In 2003 werd er de eerste echte lichting Noorderzon veulens geboren. We hadden merries uit IJsland geimporteerd waarvan er drie drachtig waren en de vierde drachtige was natuurlijk Gola, die beviel van Sunna. Eigenlijk wisten we al meteen dat zij iets bijzonders was, ons eerste merrieveulen, en ze was (uiteraard) perfect! Dit was Gola’s achtste veulen, nog nooit had zij een veulen gekregen met dezelfde kleur als zij, wildkleur bruin, maar Sunna nu dus wel. Het was alsof ze er nog een keer iets héél moois van wilde maken….Dat jaar besloten we dat we haar toch echt een keer door een andere hengst wilden laten dekken. Waarschijnlijk onterecht, maar wat heb ik daar achteraf eindeloos veel spijt van gehad…
We kozen voor Djáknar frá Hvammi, een chique ‘upcoming star’ (waar ik later toch ook echt veel fantastische nakomelingen van heb mogen trainen zoals mijn eigenste Bles, maar ook dat is stof voor…). Ook van Djáknar raakte Gola als vanouds meteen drachtig, en alles leek probleemloos te verlopen. Die winter/voorjaar werkte ik bij stoeterij Forstwald in Duitsland, toen ik op een dag in april werd gebeld door Saar, in tranen. Die ochtend had ze Gola dood gevonden in de wei, waarschijnlijk koliek. Mijn mooie Gola, hoogdrachtig, nog maar 15 jaar oud. Ik was er helemaal kapot van.Vanaf dat moment tot jaren later had ik telkens dezelfde droom. Een voskleurig hengstveulen met een brede bles rende voor mij uit in een nevelig veld. Ik zag weinig, voelde mij heel gedesorienteerd maar wist zeker, dit was Gola’s veulen. Ik rende er achteraan, wilde het niet kwijtraken, maar hij was telkens te vlug. Uiteindelijk gaf ik het op en ging in het vochtige gras zitten. En dan voelde ik ineens warme adem en veulen snorharen in mijn nek. Ik draaide mij om, en er was niets te zien.