Blog van: Rosan de Groot en Linda Henneman
Door heel Noord-Holland bevinden zich fokkers van IJslandse paarden. Van hobbyfokkers tot professionele stoeterijen. Hestagaman is benieuwd naar hun dromen, visies en keuzes. Aan de hand van vijf vragen delen de kenners hun tips en tricks.
Het is een wat druilerige herfstdag wanneer we het erf opdraaien van zorgboerderij ’t Schermereylandt. Leyntje heeft ons al gespot en zwaait ons vrolijk tegemoet. We zijn van harte welkom op dit bijzondere, veelzijdige boerenbedrijf. Wel wil Leyntje dat heel duidelijk in het blad vermeld dat ze géén professionele stoeterij heeft. “Ik zie mezelf meer als IJslander fanaat die fokken gewoon heel leuk vind!”.
Hoe ben je begonnen met de fokkerij?
Leyntje lacht, ze begon namelijk op een nogal ongebruikelijke manier aan haar fokkerij. “Ik ben opgegroeid met de meisjesdroom dat ik ooit een pony wilde, maar wij hadden het vroeger thuis niet breed.” Een pony zat er echt niet in, wel klom ze als tiener meer dan eens stiekem bij een boer op een pony. Bij Annetje en haar toenmalige partner Remco kwam ze in aanraking met het IJslandse ras, welke ze fantastisch vond. Op achtendertig jarige leeftijd was het uiteindelijk toch zover, ze kocht haar eerste IJslander: “Die was al drachtig, eigenlijk ben ik dus óók meteen begonnen met fokken.” De paarden werden vanaf de start geboren met de huidige stalnaam, want de boerderij heet het Schermereylandt. Ze legt uit dat ze de fokkerij ook heel erg bij de boerderij vindt horen. “Fokken was voor mij niet iets nieuws, want we fokken met de koeien en de schapen, op zo’n boerderij doe je ook niet heel spannend over fokken.” Ze werd helemaal gek op het eerste veulen, Torfi, wie helaas inmiddels niet meer in leven is. Al heel snel zijn er meer merries gekomen welke naast de fokkerij ook werden ingezet als rijpaard voor o.a. lessen en ritten.


Wat is je fokdoel?
Eerlijk is eerlijk, Leyntje had niet meteen vanaf het begin een duidelijk fokdoel voor ogen. ”Ik was nog niet bekend met afstammingen, ik kocht gewoon een paard wat ik leuk vond, wat op mijn pad kwam en daar ging ik dan mee fokken.” In de tijd is er veel veranderd, Leyntje heeft nu echt merries aangekocht voor de fok met opvallend leuke afstammingen. Al vindt ze dit nog steeds niet het allerbelangrijkst, haar gevoel is leidend: “Ik wil eigenlijk alleen fokken met een paard waarvan ik zelf denk ‘díe vind ik leuk’”. Haar fokdoel is sterk gericht op karakter, ze hecht veel waarde aan ‘gehwille’. Ze omschrijft dit als een meewerkend karakter, ook onder het zadel, werkwilligheid én looplust. “Je kan nog zo’n mooi paard hebben, als het een rotbok is dan heeft niemand er plezier aan.”
Daarbij houdt ze absoluut van héél véél tölt. “Dat de tölt er van nature duidelijk in zit vind ik heel belangrijk”. Leyntje houdt niet zo van al te groot, liever ziet ze een gemiddelde maat met een compacte bouw. “Ik streef naar een bouw die niet tegenwerkt bij wat je van het paard vraagt.” Ze licht toe dat een paard met een heel lange rug, niet makkelijk is om bij elkaar te rijden. Toch komt ze weer terug bij het karakter, en dan vooral die eerder genoemde gehwille. Een paard dat graag wil lopen, maar zich ook laat afremmen én voor je wilt werken. “Sommige paarden zijn niet zo bereid om dat met jou te overleggen.”
Nadat ze een veulen verloor op een vervelende wijze heeft de fokkerij een aantal jaren stil gelegen. Maar ze ging het zo erg missen dat ze opnieuw op jacht ging naar fokmerries. Ze merkt op dat ze er nu echt anders naar is gaan kijken. “Dat kan ook een segment zijn waar paarden wél ontzettend leuk zijn maar die niet meer gereden kunnen worden.” Vermeerderen wil ze niet, er is een duidelijk doel voor ogen wat voor paard ze wil fokken: “Kort gezegd mik ik op een handzaam recreatiepaard met heel veel tölt en met de laatste jaren wel positieve uitschieters.”
Waar kijk je naar als je een hengst gaat uitzoeken voor je merrie?
Aansluitend op haar fokdoel legt Leyntje uit dat ze allereerst naar karakter kijkt, en daarnaast het ook erg leuk vind om een beetje ‘streekeigen producten’ te gebruiken. “Ik ben gek op de hengsten van Groven (Het Ilperveld) en van Juliet (Frá Kra). Omdat ze van zo dichtbij zijn en mijn schoondochter bij Juliet werkt, wist ik alle ins en outs van die hengsten.” Dingen die je bijvoorbeeld niet makkelijk haalt uit een dek-advertentie, vindt ze waardevol en leuk om te weten. “Ik wist bijvoorbeeld van Þórjón frá Kra dat ie een ontzettend goed karakter heeft en daar komt dan ook nog zo’n uiterlijk en zulk gangenwerk bij, daar wil je toch mee fokken? Daar wil ik gewoon eindeloos bij fokken.” Ook vertelt ze dat ze bij voorkeur in series fokt, omdat zo duidelijker wordt wat van haar merries komt en wat van de hengst. Naast Þórjón heeft ze ook met Glotti frá Kra en Vidar frá Akureyri gefokt. Van Vidar had ze wel eens verhalen gehoord dat hij niet het makkelijkste karakter zou hebben, maar koos ze tóch. “Als ik dan kijk naar de combinatie Yvonne en Vidar en hoe het paard voor haar wil werken…. Echt fantastisch!”
Naar keuringsresultaten kijkt ze zeker wel, maar haar onderbuikgevoel vindt ze nog belangrijker. “Dan heb je hartstikke hoge resultaten, fok je met een hoog gekeurde merrie en hoog gekeurde hengst en dan zie ik nakomelingen en dan denk ik van…. Is dit alles?” Daarbij geeft ze aan dat alles wat hier in Nederland dekt sowieso toch een bepaalde score moet hebben. Er zijn ook prachtige, hoog gekeurde hengsten waar ze zelf helemaal niks mee heeft. “Voor mij is het belangrijk dat ik wéét dat ze een goed karakter hebben en goed gangenwerk, geen bouw gebreken. Vaak heb je al bij de merrie iets waarvan je denkt dat wil ik verbeterd hebben.” Ook al vindt ze viergangers heel gaaf om te rijden, tegenwoordig kiest ze voor haar series bij voorkeur vijfganger hengsten. In haar beleving zijn de vijfganger hengsten van tegenwoordig zeker niet meer te vergelijken met de vijfganger hengsten van vroeger. “Dan had je goede telgang, weinig draf. Vandaag de dag niet is dat niet meer im Frage.”
Wat vind je van de keuringen?
“Ik heb wel eens in het verleden gefokt met een ongekeurde merrie en – vloeken in de kerk – fok wel eens met ongekeurde hengst.” Ze weet, het is ongewenst, maar soms doet zich er een mooie mogelijkheid voor, of zoals ze dat zelf benoemd: Een gelegenheidsfok. Zo is ze eigenlijk niet van het fokken met driejarige merries maar vorig jaar maakte ze een uitzondering. “Twee merries die nu in Bergen lopen, dat zijn merries die waren als driejarige zo rete bijdehand én goed ontwikkeld dat ik dacht, jullie moeten wat te doen hebben.” Tegelijkertijd haalde Therra Peperkamp een jonge, ongekeurde hengst naar Noord-Holland welke eerder in Duitsland veel indruk had gemaakt op Leyntje. “Dus ongekeurde merrie, ongekeurde hengst, wél twee ontzettend leuke veulens mee gefokt.”
Vroeger ging ze nooit met haar merries en veulens naar de keuring, maar met de nieuwe lichting fokmerries en hun kroost wilde ze het toch eens meemaken. Ze kwam erachter dat ze het echt zó ontzettend leuk vond, dat ze zeker vaker wil gaan. Dit jaar gooide corona roet in het eten maar ze denkt ook dat ze de onervaren merries van dit jaar er geen plezier mee zou doen. Wel vindt ze zo’n keuring echt een moment opname, ze legt uit: “Twee jaar geleden had ik Dora mee, zij was een laat veulen van half juli. Eind september veulenkeuring, dat had ik nooit moeten doen. Ze was gewoon nog veel te jong, kwam totaal niet uit de verf.” Voor de toekomst wil ze dan ook zelf strenger een voorselectie maken wat ze wel of niet meeneemt naar de keuring. Immers zo’n keuringsresultaat hangt wél aan het paard voor de rest van het leven. Ze moet lachen als ze terugdenkt aan de tweede keuring waar ze met de merries en veulens heen ging, deze pakte ontzettend goed uit en ze werd uitgenodigd voor het fokkerij event. “Ik bestond ineens voor IJslanderland – mailtjes, en appjes stroomden binnen – wat overkomt mij? Ik pieste in mijn broek van het lachen, kijk die boerin gaan man!”
Wat kunnen we in de toekomst van je verwachten?
Leyntje heeft een groot hart voor de fokkerij. Hoewel ze al veel veulens ter wereld heeft zien komen, vindt ze alle stappen altijd weer allemaal even spannend. Of ze drachtig worden, of de dracht goed verloopt en tegen de tijd dat ze moeten gaan veulenen slaapt ze zelfs in een container bij de merries. “Dan ben ik gewoon om de twee uur op om te kijken, ze hebben een geboorte alarm en ik heb camera’s,” ze lacht, “het is een beetje over de top misschien.” Twee maanden slaapt ze bijna niet, maar ze heeft het er allemaal voor over. “Ik vind het gewoon echt retegaaf, het went nooit.”
De toekomst van de paardentak van het Schermereylandt is nog wel een beetje spannend. Leyntje haar oudste zoon zit nu ook in de firma en heeft minder met paarden, waardoor ze het paardenbestand beperkt moet houden. “Het is voor mij heel simpel: Geen paarden geen leven. Dat is echt zó mijn ding.” Al geeft ze aan dat het vroeger wel een beetje ‘the sky is the limit’ is geweest, met in hoogtijden wel 32 paarden in de leeftijd van nul tot dertig. Met de tijd is ook haar visie op paarden fokken en houden veranderd. “Ik dacht vroeger altijd dat ik ál mijn paarden superleuk moest vinden en dat ik ze zelf het állerbeste moest kunnen rijden.” Ze is er inmiddels achter dat zo voor haar de vork niet in de steel zit. Iedereen doet het anders en belangrijker vindt ze het om de leukste match te zoeken die het op een manier aanpakt die bij het paard past. Moeilijk vindt Leyntje het meestal niet om te kiezen welke dieren ze aan wil houden. “Soms heb ik zulke gave bovengemiddelde veulens, dan denk ik: Jij moet weg.” Ze is zelf ook de jongste niet meer en realiseert zich dat zij zelf wellicht niet meer het jonge talent zal gaan rijden. Stoppen zal de fokkerij zeker niet. “Als ik niet meer kan rijden, wil ik in ieder geval blijven fokken. Wat ben ik nog zonder paarden, zonder beesten?”
Dank je wel
Dit artikel is eerder verschenen in Flugrit, jaargang 33, editie 3. Wij bedanken het bestuur van de IJslandervereniging Hestagaman omdat wij dit mochten het delen met onze lezers.
