Kuikens
Vanmorgen zijn ze uitgevlogen. Op eerste paasdag. Onze kuikens. Onze meisjes. Kleine meisjes worden groot. En waarom gaat dat toch zo snel? Waarom is het inderdaad zo dat, naarmate je ouder wordt, de tijd sneller lijkt te gaan? Ons ‘oudste’ meisje dat vandaag is vertrokken, is zes jaar oud. De roze pony, zoals we haar ook wel noemden. De dochter van mijn eerste grote IJslanderliefde: Grimsey, welbekend onder mijn trouwe lezers. Haar roze baby werd geboren in het prilste ochtendgloren van 15 juli 2015. Ik deed op dat moment op een Weense hotelkamer mijn ogen open. De geboorte van het Grimseykind wilde ik niet missen. En toch was dat precies wat er gebeurde.
Mijn man Ad heeft nog een andere passie naast IJslandse paarden. En het is ook gewoon zijn werk. Hij exporteert snaarinstrumenten vanuit Roemenië de hele wereld over. Dat gaat per vliegtuig, maar als het ‘dichtbij’ is, dan gaat hij met de auto. En als het een mooie bestemming is, dan gaan we samen. Zo ook op 14 juli 2015.
Onze goede vriend en buurman Ionel leefde toen nog. Hij zorgde altijd voor onze paarden als we er niet waren. En als we er wel waren, ook. Een gouden man, mens en betrouwbare kracht, die in 2018 zomaar ineens kwam te overlijden. De roze Grimseybaby was toen al drie jaar oud. Diezelfde baby zat in juli 2015 nog volop in moeders buik, toen Ad twee contrabassen af moest leveren in Wenen. Wenen, prachtige stad, daar wilde ik zo graag nog een keer naar toen. Let wel: een bliksembezoek, meer zat er niet in, want Grimsey was al over tijd. Dus: vroeg op de 14e vertrekken, eind van de middag in Wenen zijn, instrumenten afleveren en daarna de hele avond vrij spel in prachtig barok Wenen met daarna een heerlijk hotel, uitgebreid ontbijt en dan hop, de auto weer in. Welgeteld zouden we 36 uur weg zijn. Uit en thuis.
Ik keek naar Grimsey met haar dikke buikje in de wei. Iets over tijd. Maar totaal relaxed. Wel gaan, niet gaan? Ze was een ervaren moeder en bovendien zou ik er zo weer zijn. ‘Even ophouden nog,’ zei ik, terwijl ik in de auto stapte. ‘Paps en mams zijn zo weer thuis.’ En zo reden we het land uit, richting Wenen. De wereldstad aan de Donau, vol prachtige imperiale gebouwen, zonnige terrassen, uitbundig bloeiende rozenparken en stijlvolle restaurants die heerlijke schnitzels en appeltaart met slagroom serveren. We deden alles, bewonderden bijna alles en aten zo goed als alles. Wat een feest.
De volgende ochtend zaten we nog enigszins slaperig aan het ontbijt toen de telefoon ging. Het was Ionel. Hij zei de zo bekende woorden: ‘Avem o suprise.’ We hebben een verrassing. Zo meldden we het altijd aan elkaar als er een veulentje geboren was. Hij vaker aan ons dan omgekeerd, omdat hij altijd in de vroegste uurtjes buiten was, onder meer om gras te zeisen. Zo ook dit keer. ‘We hebben een verrassing.’ Of beter: Grimsey leverde een verrassing. Een prachtige roze baby, zoals we in verrukking constateerden. A pink pony. Een prachtig leemvosje, van Grims en vader Gammur frá Gerdum. Een leemvosje hadden we nog nooit gehad. Een roze pony ook niet. Ik stond erbij en ik keek ernaar, eenmaal weer thuis. Zo klein, zo mooi, zo lief, zo roze. Dit was inderdaad echt een surprise.
Ze kreeg een mooie naam, een half anagram naar mama. Yssa Grim. Ze groeide voorspoedig op in de kudde. En zo gingen er zes jaren voorbij. De tijd vlóóg. En zo brak de dag aan dat ze groot was en op kamers zou gaan.
Vanmorgen is ze vertrokken. Samen met nog drie andere jonge merries, vier en vijf jaar oud. Samen op de trailer, Ad aan het stuur, op weg naar Nederland voor het derde deel van hun leven: rijpaard worden. Drie jonge merries gaan in goed overleg met onze vrienden van Reiterhof Bramsche deze keer naar De Waaldijk van Yentl en Robert Verzuu, mijn Yssa gaat naar trainster Marike Braakman om ingereden te worden. De drie merries Áldis, Ássa en Stjárna worden verkocht. Ze zijn alle drie nog prachtige dochters van Gammur frá Gerdum. Net als de Grimseydochter. Maar de roze pony blijft van mij.
Kleine meisjes worden groot. Ik heb ze vanmorgen uitgezwaaid, met een brok in mijn keel. Hoe ouder ik word, hoe erger het wordt. ‘Heb jij dat nou ook?’ vroeg ik aan Ad. ‘Nee,’ was het korte en bondige antwoord. Wat weer eens bevestigde wat een goede vriend al ooit tegen mij zei: ‘Jij bent een waardeloze boerin.’
Kleine meisjes worden groot, kleine kuikens ook. Zo komen ze uit het ei, zo vliegen ze uit het nest, de wijde wereld in. Hoe mooi is dat uitgerekend op Pasen. Het feest van de overwinning van het leven op de dood, dat leven dat altijd doorgaat, het eerste feestelijke groen dat altijd weer de grauwe, koude en bleke winter verjaagt. Diepe zucht. Ik blijf alleen achter op de boerderij met de lege stal. Het lege nest-syndroom. In gedachten reis ik met manlief en de meisjes mee.
Zo, nu eerst een borrel.
Make it double one.
Fijne Paasdagen!
PS, op de foto staan de kuikens nog heerlijk in Roemenië.