Blog

Gluren bij de buren

Ad en ik zitten op de veranda van Albert András. Het is een legendarische veranda. Want hier ontstond het snode plan. Albert geeft een klap op de tafel waaraan we zitten. ‘Precies hier was het’, zegt hij. Pakweg vijftien jaar geleden. Dat hij hier zat met zijn IJslandse vriend, de volle broer van Gísli Pálsson die The Icelandic Horse schreef en Riders of the North. Ze dronken samen een glas en misschien wel twee, keken uit over vijftien hectare land, waarop zijn vriend zei: ‘Je woont hier prachtig. Het enige dat eraan ontbreekt zijn IJslandse paarden.’

Historische woorden, zo blijkt. Vandaag kijken we uit over Izlandi Lovak (IJslandse paardenin het Hongaars), ook wel Ivó Riding Hall genoemd, gelegen aan de rand van het piepkleine dorpje Ivó in de gemeente Zetea. Vanaf die historische veranda kijken we uit op paddocks, stallen, een grote rijhal en een deel van de 35 IJslandse paarden die in de wei lopen. De rest maakt een buitenrit. Dat is een doorsnee-woord voor een adembenemende reis door één van de mooiste landschappen die Roemenië kent: de provincie Harghita in het Hongaarstalige deel van Transsylvanië. Een reis door echt bos, compleet met beren, idyllische waterstroompjes, pittoreske dorpjes waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan. Met een heerlijk klimaat, omdat het op een plateau ligt. Waar Ad en ik nu bij het krieken van de dag in het zadel zitten om de hitte van de dag voor te zijn, blijft er over de landerijen van Albert een fijn koel briesje waaien. ‘Duizend meter hoog’, geeft de paardenman aan. Dat betekent ook dat het er in de winter erg koud kan zijn. Maar dat maakt uiteraard niet uit voor de stoere paarden uit het Noorden. En voor de ruiters uit het Zuiden evenmin: de buitenritten van Izlandi Lovak gaan het hele jaar gewoon door, tenzij het weer extreem slecht wordt.

De liefde voor de IJslander is ontstaan bij Albert toen hij voor zijn werk op IJsland was. We gaan terug naar het jaar 2006. De geboren en getogen paardenman (opa was hoefsmid) was in de eerste plaats een razend drukke zakenman. Hij reed grote paarden en had nog nooit van een IJslander gehoord, al kwam hij op IJsland. Toen hij ze daar voor het eerst in actie zag was hij verkocht. Hij haalde zijn eerste paarden rechtstreeks van IJsland en bracht ze naar zijn land in Harghita. Er verscheen een fraai artikel in Eidfaxi over hem, met prachtige foto’s van een keurig erf met glimmend gepoetste paarden voor onberispelijke stallen. Dat was de eerste keer dat we van Albert hoorden. 

Albert hoorde kennelijk ook van ons, want op een dag stond hij onverwacht voor ons huis in Oarba de Mureş. Natuurlijk wilde hij ook onze paarden zien. Het was voorjaar. De regen had de wei veranderd in een modderpoel waar onze lieftallige dames en heer als verzopen katten op afstand naar ons stonden te koekeloeren. De één nog smeriger dan de ander. Wij stonden er verwaaid tussen, in onze slobbertruien en blubberlaarzen. Albert zei niet veel. Ik dacht aan de glossy foto’s uit het artikel. Het was nogal een contrast, om het zo uit te drukken, maar het contact is gebleven. En we kijken met bewondering naar het mooie bedrijf dat Albert samen met zijn gezin heeft opgebouwd. Zijn kinderen zijn volwassen en wonen en werken elders, maar tölten kunnen ze allemaal. 

Bij Izlandi Lovak maken ieder jaar honderden mensen kennis met IJslanders, met de tölt, met het landschap van Harghita. Hij heeft in totaal 29 paarden waarvan er 26 onder het zadel zijn, zes paarden zijn van pensionklanten. Daarnaast heeft hij nog jonge paarden die grazen in een deel van de 350 hectare bos en natuurgebied die hij in de buurt bezit. Hij heeft IJslanders zelf gefokt, ze van IJsland opgehaald, of via andere kanalen aangeschaft. Zo loopt er ook een fraaie wildkleur IJslander in de groep die hij in Hongarije heeft gekocht, maar die oorspronkelijk uit Nederland komt. Het is een prachtige verzameling van mooie en goed verzorgde paarden, allemaal flink aan de maat. De mensen zijn groot, hijzelf ook. Of juist heel klein, zoals dat meisje van nog maar een paar jaar oud dat vandaag hier met haar ouders is om op een IJslander te zitten. De begeleidster loopt geduldig rondjes om het kind te laten voelen, hoe dat nu is, op een paard zitten. Maar denk erom: Izlandi Lovak is geen IJsland ponypark, integendeel. In overleg is veel mogelijk, maar eerst en bovenal is het een IJslands paardencentrum, serieus en professioneel. 

Albert is zelf één van de drie instructeurs en begeleider van buitenritten. Dat zijn ritten van één of twee uur, maar er zijn ook meerdaagse trektochten, naar IJslands model. De immense ruimte van Transsylvanië is daar geweldig geschikt voor. Hij heeft zelf meerdere trektochten op IJsland gedaan. ‘Een magisch land’, vertelt hij. Hij had er misschien wel willen wonen. Maar uiteindelijk koos hij voor zijn eigen plek. ‘Die was en is gewoon het mooist.’ De gasten zijn afkomstig uit Denemarken, Finland, Duitsland, Israël, Japan en inderdaad, ook uit België en Nederland. En natuurlijk uit Hongarije, dat nu kortgeleden is aangesloten bij de FEIF en maar zestien IJslanders telt. Maar de IJslander rukt op. ‘Het is hier natuurlijk nog steeds een onbekend ras en veel mensen zetten eerst grote ogen op: moet ik op zo’n pony rijden? Maar als ze eenmaal rijden en de tölt hebben meegemaakt zijn ze om.’ Dat gebeurde met vier Hongaren die kwamen proefrijden en praktisch met een IJslander naar huis gingen. Hoe mooi is dat?

En mooi is ook dat een Duitse stichting die bij hem in de buurt gehandicapte kinderen begeleidt, nu ook IJslanders heeft om met de kinderen te werken. Werk dat voor een deel ook weer plaatsvindt op zijn bedrijf zelf: instructrice Katalin begeleidt ook de mogelijkheid voor therapeutisch paardrijden voor kinderen op de farm.

Albert geeft toe dat hij zich steeds meer concentreert op zijn paarden in zijn leven. Hij heeft ook nog een prachtig hotel op een mooie locatie waar mensen een ruitervakantie kunnen combineren met een verblijf in de spa of een ligbank in de zon. Allemaal echt mooi, maar persoonlijk zit hij het liefst bij en op de paarden. ‘Om eerlijk te zijn: mijn vrouw woont in de stad en ik woon hier’, lacht hij. Hij woont er niet alleen: zijn trouwe Weimaraner en Kuvasz liggen graag aan zijn voeten. Of gaan met hem mee op de ritten. ‘Ze vegen het pad schoon, zodat we geen beren tegenkomen.’ Hij is er vast van overtuigd dat het aantal IJslanders in Roemenië en Hongarije gestaag zal blijven groeien. De recreatieve ruitersport ontwikkelt zich langzaam maar zeker als vrijetijdsbesteding voor nieuwe generaties. En Transsylvanië is heel erg geschikt voor het maken van recreatieve tochten, zeker ook voor gasten uit het buitenland. Of binnenland. Ad en ik spreken met elkaar af dat we in de herfst beslist eens een mooie tocht op IJslanders door het land van Harghita willen gaan maken. Want al rijden we de sterren van de hemel in Oarba, het is toch ook heel leuk om eens bij de buren te kijken. 

Kijk zelf ook eens op: https://izlandilovak.ro/

De website heeft een Engelstalige versie.

Waar ben je
naar opzoek?