Over enkele dagen is het 6 december. Dat blijft voor mij altijd een heel bijzondere datum.
Er hoort een stukje tekst bij.
‘Vijf december.
Ik sta in het licht.
Sneeuwvlokken zo groot als watten
vallen omlaag
ze dalen neer op mij
in mijn armen het zadel
Het heeft in achttien jaar niet zo vroeg gesneeuwd.
Morgen komt mijn paard’
Het staat in mijn dagboek uit het jaar 1999. Na 35 jaar wachten op een mogelijkheid om een eigen paard te kunnen betalen en te kunnen huisvesten, was de wereld er klaar voor. Toen pas. Ik had een hoop geduld gehad, maar het was nu eenmaal niet anders. Als kind geboren in wat je toen nog echt een arbeidersgezin noemde, waren er noch de middelen, noch de fysieke ruimte voor een paard. En dat viel niet mee voor een meisje dat, zo zeg ik maar altijd, als eerste het woordje ‘mama’ leerde en daarna ‘pony’ zei. ‘Papa’ kwam pas later. Ik hing als kind eindeloos rond bij weides met andermans paarden, gaf ze eigen namen en droomde van een eigen paard, ooit. Ik spaarde mijn zakgeld om Ponyclubs te kunnen kopen en bij een meevaller werd dat een mooie borstel of een fraaie zweep, een vel met paardenstickers of een paardenspeldje. Mijn ouders begrepen niets van mijn passie en zetten er eerder de rem op dan dat ze het aanmoedigden. Misschien was dat goedbedoeld. Een eigen paard of pony was, zeker in die tijd, niet iets voor ons soort mensen en dat kon je niet vroeg genoeg weten.
Niet dat het hielp. Integendeel. Ik kreeg een vriendinnetje dat Astrid heette en dat met mij meedeed. Of mee-leed, kun je beter zeggen. Ze woonde vlakbij Manege Biessum bij Delfzijl en zo konden we ieder vrij uurtje samen aan de rand van de bak staan en dromen van Ooit. We poetsten en veegden ons een ongeluk om samen na de lessen de pony’s naar het land te mogen brengen, dan sprongen we erop en mochten we zeker vijftien minuten ons de wereld te groot voelen. Wat een heerlijke tijd, zoals we genieten konden van die kleine ritjes. Van het feit alleen al dat je in de buurt was van paarden.
Heel veel jaren later werd er op de omroep van RTV Noord een programma over mij gemaakt. Het heet: ’t Ol Stee. Het is een serie waarin ze met bekende Groningers terugkeren naar het huis van vroeger, naar je leven van vroeger. Met mij reisden ze niet alleen naar mijn geboorteplaats Appingedam, maar ook naar dat nog altijd bestaande Manege Biessum in Delfzijl. Samen met de cameraman en de interviewer liep ik opnieuw door de stallen, keek (en rook!) ik in de zadelkamer en liet mijn handen heel de rondleiding langs boxen, tralies, stro, paardenneuzen, -manen en zadels en hoofdstellen gaan. Ik vertelde hoe ik hier jaren aan de zijlijn had staan genieten, zonder geld, maar met dromen voor Ooit. Het mooie, of treurige, is dat de manegehouder mij vertelde dat die meisjes er nog steeds zijn. Dat raakte mij recht in het hart. Dat, ondanks dat zoveel mensen het zoveel beter gekregen hebben in Nederland, er nog steeds meisjes zijn als ik, die hun dagen verlangend doch uitzichtloos slijten aan de rand van andermans paardenleven. Het einde van het programma (waarin zelfs twee IJslanders te zien zijn) is voor mij nog steeds een moment van ontroering. Wanneer ze me vragen over thuis zeg ik: ‘misschien was ik hier op de manege wel meer thuis dan thuis’. Daarmee alles zeggend over hoe blij ik was tussen de paarden en hoe onbegrepen ik me als
paardenmeisje in ons gezin voelde. Voor wie het leuk vindt: Google maar eens op ’t Ol Stee met Janneke Vos en ik rol eruit.
Een mij dierbare foto uit mijn RTV-Noordtijd plaats ik graag bij deze column. Met de IJslanders van Punktur in Yde de Punt maakten we op de dag van de foto een prachtige rit door de binnenstad van Groningen, met een mooie stop op de binnenplaats van het statige pand van RTV Noord aan het Martinikerkhof. Ik plaatste de foto ook deze week op Facebook als ‘ankeiler’ voor mijn Verhalenvertelmiddag in Oosterwijtwerd op zondagmiddag 13 december. Ik kreeg meteen reacties van anderen die zichzelf en anderen herkenden op de foto, ook allemaal twintig jaar ouder dan toen. Wat een feest van herkenning! De foto is gemaakt vlak voor de komst van mijn eigen paard: Grimsey Frá Músarrindill van de familie Deodatus-Evenhuis. Het paard uit het versje in mijn dagboek. Een droom die uitkwam. Toen ik op mijn eerste trektocht met haar het erf van Manege Knollegruun in Schoonloo full speed op kwam tölten zei manegehouder Bart: je lijkt net een prinses op een sprookjespaard. En zo voelde ik me ook. Een Prinses op een Sprookjespaard uit het land van Ooit.
Er was eens.
Blijf dromen!
